Vanaf ongeveer 1960, begon het Lepelaarsgat steeds
belangrijker te worden voor lepelaars. De Lepelaar kon hier namelijk
overtijen. Het levensritme van de Lepelaar werd toentertijd bepaald door eb en vloed, terwijl heden ten dage een dag- (rust) en
nachtritme (voedsel zoeken) wordt gevolgd. De hoop dat de Lepelaar zich na de afsluiting van
het Haringvliet (in 1970) ook als broedvogel in de Dordtse Biesbosch zou
vestigen is helaas ijdel gebleken. Waarschijnlijk ontbreekt het aan
geschikte nestelgelegenheid en is voedsel in de vorm van klein formaat vis (stekelbaars), in en rond de
Biesbosch, onvoldoende
aanwezig. Wel ontwikkelde het gebied zich als
een belangrijke tussenstop en pleisterplaats voor lepelaars, op weg naar de
overwinteringsgebieden in Afrika of naar de broedplaatsen zoals de
Oostvaardersplassen en de Waddeneilanden.
Voornamelijk in de maanden juli en september kan het aantal hier
verblijvende vogels oplopen tot meer dan 100 exemplaren. Aan het eind van de jaren negentig
lijkt het erop dat het Lepelaarsgat zijn importantie voor lepelaars weer
wat begint te verliezen. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door het toenemende aantal
gerealiseerde natuurontwikkelingsprojecten in de
omgeving. Hier worden namelijk ook steeds vaker lepelaars waargenomen. |

 |